Hieronder volgen wat verhalen van kinderen in therapie om te verduidelijken hoe speltherapie kan werken. Dit onderdeel van de website zal regelmatig bijgewerkt worden.

In het kader van de privacy zijn de namen van de kinderen uiteraard veranderd.

Johan

Johan is een jongen met ADHD. Hij vindt het geweldig om met water te spelen. De kraan van de wasbak moet de hele sessie open staan, het water moet blijven stromen, er moet een boel zeep (schuim) in. Dit stroomt dan ook over de rand van de wasbak (in een plastic krat die er onder staat). Johan speelt dit spel iedere keer dat hij in de spelkamer komt. Hij lijkt zelfs niet te voelen dat er alleen koud water uit de kraan komt. De voertuigen, poppetjes en dieren moeten allemaal in het water en ze zinken allemaal. Er komen zelfs haaien en krokodillen die de mensen en andere dieren aanvallen. De wereld is onveilig en overspoelt hem. Gaandeweg de therapie ontwikkelt het spel zich. Het water blijft stromen en alles zinkt nog steeds. Echter, er staat een held op: Johan zelf. Hij redt de mensen en de dieren. Het blijft tot het einde heel spannend of het hem wel gaat lukken, maar uiteindelijk is Johan de held en overwinnaar. Hij redt niet alleen de slachtoffers, maar zelfs de daders. Triomfantelijk staat hij in het water, genietend van zijn succes.

In het dagelijkse leven is Johan zo impulsief dat hij veel gecorrigeerd moet worden en nooit de held of kampioen is. In de spelkamer kan hij dat wel zijn.

Peter

Peter is aangemeld omdat hij zijn emoties niet goed kan uiten. Er zit veel boosheid in hem en het zou goed voor hem zijn als hij dit op gepaste manier kan uiten. Daarnaast is hij erg perfectionistisch en vindt hij van zichzelf dat hij alles moet kunnen. Dit heeft al tot een gevaarlijke situatie geleid toen hij hij met de groep waar hij woonde ging zwemmen. Peter vond dat hij moest kunnen zwemmen en sprong pardoes in het zwembad.

De eerste keren dat Peter in de spelkamer komt, gaat hij schoonmaken. Hij veegt de vloer met de kinderbezem en ook het poppenhuis wordt netjes opgeruimd en opnieuw ingericht. Dan wil hij gaan racen met de auto's. Er wordt een heel circuit gebouwd in de zandbak. Het is duidelijk dat het een wedstrijd gaat worden, maar in eerste instantie durft Peter niet te winnen. De speltherapeute en Peter zelf winnen samen, zo spreekt hij met haar af. Na een tijdje durft Peter aan te geven dat hij graag wil winnen. Hij botst heel hard met zijn auto tegen die van de therapeute en rijdt haar auto helemaal van de baan, in het spel is hij volledig kapot gereden. Dit is Peters manier van agressie uiten. Hij blijft de hele therapie lang racen met de auto's maar er zit ontwikkeling in het spel. Het winnen gebeurt steeds minder met agressie  en later in de therapie gaat hij binnen het spel samenwerken met de therapeute. Hij doet waar hij het beste in is (racen) en de therapeute doet waar zij het beste in is (zorgen voor het eten en de ondersteuning van de racer). Niet iedereen hoeft alles te kunnen, ieder doet zijn ding.

Peter durft zich meer te uiten en stelt minder hoge eisen aan zichzelf.

Janneke

Janneke komt voor het eerst in de spelkamer en gaat het poppenhuis inrichten. Janneke vertelt dat het een vakantiehuis is waarin heel de familie samen logeert. In iedere kamer staan bedden en in ieder bed ligt een familielid te slapen, allemaal keurig onder een dekentje. Ineens blijkt er één bedje te zijn waar geen dekentje meer over het poppetje ligt. Janneke is verbaasd: ze heeft niet in de gaten dat ze het zelf weggepakt heeft. Later in de therapie wordt duidelijk dat er sprake is van een familiegeheim. Er is één persoon die de zaak opengooit. Janneke zelf soms?

Anne

Anne komt al een tijdje in de spelkamer. Haar zus heeft net een zoontje gekregen en de moeder van Anne is dol op de baby en knuffelt hem veel. Anne vindt het nieuwe neefje ook erg leuk, maar is tegelijkertijd wat jaloers op de aandacht die moeder aan hem geeft. Graag had zijzelf die aandacht gehad.

In de spelkamer loopt Anne naar de babypop toe en begint de pop te slaan. 'Stoute baby!' Intussen kijkt ze de therapeut aan om te kijken hoe die zal reageren. De therapeut zegt:'De baby is stout'. In de spelkamer mag de pop immers een stoute baby zijn die geslagen wordt. Zo kan Anne haar negatieve gevoelens ten opzichte van de nieuwe baby verwerken zonder dat dit negatieve gevolgen voor haar heeft in het dagelijkse leven. Anne wil de het nieuwe neefje immers ook niet echt slaan, ze vindt hem ook lief.

Doordat Anne's negatieve gevoelens geuit mogen worden in een veilige omgeving, kan ze ze verwerken. Tegelijkertijd is moeder haar wat meer aandacht gaan geven en zo verdwijnen de negatieve gevoelens ten aanzien van het neefje.  

Rebecca

Rebecca speelt graag verstoppertje. Dat wil zeggen: zij verstopt iets in de spelkamer en de therapeut moet het zoeken. Dat is bijna onmogelijk: ze verstopt een klein diertje van ongeveer een cm groot tussen alle speelgoed in de spelkamer. Ga dan maar eens zoeken! De therapeut wordt machteloos gemaakt, het is onmogelijk om te voldoen aan de opdracht. Dat is precies hoe Rebecca zich in het dagelijks leven voelt: machteloos. Door haar spel maakt ze duidelijk hoe ze zich voelt.

Oscar

Oscar woont bij zijn moeder. De relatie van zijn ouders is verbroken toen Oscar een jaar of anderhalf was en er is geen bezoekregeling. Hij ziet vader nooit en kent hem eigenlijk ook niet. Volgens moeder praat Oscar nooit over zijn vader en mist hij hem niet.

In de spelkamer speelt Oscar veel met Playmobil. Een hierin terugkerend thema is dat van een koning die een zoon heeft die hij niet kent. Duidelijk is dat er wel degelijk gemis is aan een vader. Oscar kan dit thuis niet uiten uit loyaliteit naar zijn moeder. De spelkamer is voor hem een neutrale plek en hier durft hij er wel over te spelen.